• Taken individueel 1-4-3-3

    SHH hanteert het 1 : 4: 3 : 3 systeem. Hier vind je nadere uitleg over de individuele taken van de spelers per positie.

    Balbezit ( opbouwend / aanvallend)

    doelverdediger:

    • Het goed meedoen in het positiespel;
    • Goede voortzetting d.m.v. pass, uitworp, uittrap, doeltrap. Goede communicatie met eigen spelers.

    Vrije man:

    • Leiding geven;
    • Verplaatsen van het spel; naar voren denken en doen. Belangrijke rol bij balcirculatie;
    • Altijd mogelijkheid voor terug pass maken.

    3 mandekkers (linker, rechter en centraal):

    • Uitwaaieren bij balbezit om opbouw goed te laten verlopen (belangrijke rol in positiespel) – spitsen wegtrekken, ruimte creëren;
    • In achterhoofd houden wat te doen bij balverlies.

    2 controlerende middenvelders (linker en rechter):

    • Goed positiespel vooral in relatie tot vleugelspitsen, mandekkers en vrije man;
    • Bij aanvallen aan andere kant in het eindstadium opduiken in strafschop- gebied (kopkracht). Goed schakelen vanuit centrum naar vleugels e.o., géén risicovolle breedte- passes;
    • Niet te veel gaan lopen met de bal (uit positie lopen + veel risico balverlies). Niet teveel en constant vóór de linker/rechter spits de diepte vollopen.

    Centrale middenvelder:

    • Middenvelder dienend ten opzichte van centrale spits (10). Niet te diep spelen (denk aan ruimte achter je);
    • Goed positiespel in opbouwaanval. Het komen in scoringspositie.

    Het scoren van doelpunten:

    Vleugelspitsen (linker en rechter);

    • Bij voorzetten van de andere kant erbij zitten (koppen) -+ niet teveel “plakken” -+inkomen!
    • Rendement voorzetten belangrijk. bal moet voor komen;
    • Goede communicatie, vooral in eind fase wanneer voorzet gegeven moet gaan worden.

    Centrale spits:

    • Het scoren van doelpunten;
    • Het komen in scoringsposities;
    • Steeds werken om dieptepass gespeeld te krijgen;
    • Meelezen van de opbouw;
    • Ruimte creëren voor opkomende middenvelders en vleugelspitsen.

    Balbezit tegenpartij (verdedigend/ storend)

    Doelverdediger:

    • Het voorkomen van doelpunten;
    • Zeer actief blijven, concentratie;
    • Goed “meelezen” van de situaties;
    • Naar voren denken bij dieptepasses tegenpartij (rol vrije verdedigers/ruimte wegnemen);
    • Leiding geven aan verdediging.

    Vrije man:

    • Voorkomen van doelpunten;
    • Leiding geven/overzicht houden-+ door vrije rol;
    • Rugdekking geven;
    • Diepte wegnemen op juiste moment bij lange pass (herkennen van dit moment in opbouw tegenstander).

    3 mandekkers (linker, rechter en centraal):

    • Voorkomen van doelpunten;
    • Hoe dichter bij eigen doel, hoe scherper gedekt moet worden;
    • Regelen van de buitenspelval (er niet achter kruipen!);
    • Dekken aan de binnenkant;
    • Knijpen/rugdekking geven;
    • Zeer attent op I tegen I, niet alleen agressie, maar ook technisch goed doen, niet te vroeg happen, voor je houden, geen overtreding.

    Centrale middenvelder:

    • Controlerende taak, dus steeds zoveel mogelijk evenwicht houden, niet te veel naar voren spelen;
    • Vrije opkomende tegenstander oppikken.

    2 controlerende middenvelders (linker en rechter):

    • Eerst verdedigend denken, goed in je eigen zone spelen;
    • Ruimte wegnemen voor tegenstander(dieptepass in de ruimte wegnemen);
    • Dienende taak;
    • Goed meedoen wanneer op de bal gejaagd wordt, geen ontsnappingsmogelijkheid bieden.

    Vleugelspitsen (linker en rechter):

    • Niet alléén verantwoordelijk voor de eigen man (vleugelverdediger) maar ook ruimte op middenveld verdedigen, knijpen naar binnen en eventueel terug met eigen man;
    • Aan de kant van de opbouw tegenstander (vleugelverdediger) niet laten spelen, geen pass toelaten in de diepte- .Knijpen naar binnen bij opbouw over andere kant en door midden;
    • Als andere spelers gevaarlijker zijn dan eigen directe tegenstander dan taak overnemen, bijv. als 10 diep is en centraal verdediger opkomt;
    • Voorzet bij tegenpartij weghalen.

    Centrale, verre spits:

    • In nauwe samenwerking met de beide vleugelspitsen de opbouw v .d. tegenstander storen/niet laten uit- spelen. Goed het moment kiezen voor aanval op de bal. Niet alléén storen;
    • Voor je houden tijd winnen om vleugelspitsen gelegenheid te geven erbij te komen.

    Basisbegrippen bij het uitvoeren van teamtaken – balbezit

    • Veld groot maken;
    • Laatste linie naast elkaar aanspeelbaar, waarbij de vleugelverdediger iets naar voren speelt als de bal aan zijn kant is;
    • Driehoekjes maken;
    • Beweging zonder bal;
    • Altijd eerst aanvallend denken. Snel diepte zoeken. Alleen als het voorin “vast staat”, breed of terug spelen;
    • Als tegenstander met twee spitsen speelt, speelt de “vrije” man vóór zijn verdediging of speelt de links- of rechtsback in de “zone”;
    • Keeper speelt op de rand van de zestien meterlijn en is daardoor aanspeelbaar.

    Basisbegrippen bij het uitvoeren van teamtaken – balverlies

    • Ruimtes klein maken;
    • Druk zetten op de speler met de bal. Op deze wijze de tegenstander dwingen tot fouten;
    • Bij een overtal situatie op het middenveld, schuift de laatste man in en zet druk op de speler met bal. Overige verdedigers “knijpen” nog meer naar binnen;
    • Staffelen (knijpen indien de bal aan de andere kant van het veld is);
    • Man dekken en tevens rugdekking verzorgen;
    • Keeper actief meedoen (coachen en meebewegen met de bal).